• roof·dier·oog
enkelvoud meervoud
naamwoord roofdieroog roofdierogen
verkleinwoord roofdieroogje roofdieroogjes

het roofdieroogo

  1. het felle, scherpziende oog van een vleeseter
     Maar de Amerikaanse auto zag eruit als een zwaardwalvis met wijd uit elkaar staande roofdierenogen en een angstaanjagende muil met twee rijen blinkende tanden.[1]
  2. (figuurlijk) de scherpe, speurende blik van een jager
     Een moeder die haar dertienjarige dochter naar een man brengt voor een urenlange fotosessie op een of ander landgoed, zonder dat er andere mensen in de buurt zijn, brengt die dochter in gevaar, dat lijkt me duidelijk. De meeste mannen zullen in zo’n situatie niet tot verkrachting overgaan, maar van velen zal de lust worden opgewekt, en je zult als weerloze dertienjarige maar net met een ontremd type te maken krijgen die, gewend als hij is aan de rol van succesvolle verleider, alle prooien binnenhaalt waar hij zijn roofdieroog op laat vallen. Met een chaperonne erbij die met een breiwerkje in een hoekje van de fotostudio zat, was er niets gebeurd. De gelegenheid maakt de dief.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Weblink bron
    Geschreven door:Beatrijs Ritsema
    “De misdaad van het vlees” (09/10/2009), HP de Tijd