Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ron·de·ren·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ronderenner ronderenners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ronderennerm

  1. (wielrennen) wielrenner die gespecialiseerd is in meerdaagse etappewedstrijden
     Maar meteen weer in het keurslijf van een ronderenner kruipen, met de last van de hele Nederlandse wielerwereld op zijn schouders, dat doet Dumoulin niet. Zijn deelname aan de Tour de Suisse staat puur in het teken van de olympische tijdrit in Tokio.[1]
     En naast Hirschi krijgt Pogacar ook de ervaren ronderenner Rafal Majka uit Polen als knecht erbij. "We hadden vorig jaar al een sterk team", benadrukt de Sloveen, "alleen raakten David de la Cruz en Davide Formolo geblesseerd tijdens de Tour."[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Dumoulin heeft niet stilgezeten, 'maar er moet nog wel 10 tot 20 procent bij'” (6 juni 2021, 10:09), NOS
  2.   Weblink bron
    Stefan van der Weijde
    “De plannen van Pogacar in 2021? 'Werken aan mijn tijdrit'” (19 januari 2021, 06:01), NOS