Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·bel·len
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

rondbellen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rondbellen
belde rond
rondgebeld
zwak -d volledig
  1. veel telefoontjes voeren over één onderwerp
    • Uit een brief van verloskundigen blijkt dat het OLVG ’worstelt met de nasleep van de fusie’, waardoor personeelstekort en langdurig zieken ’de boventoon voeren’, aldus de verloskundigen. Volgens de verloskundigen komt het voor dat verloskundigen aan de deur van het ziekenhuis geweigerd worden en met hun zwangere cliënt een uur moeten rondbellen om in een ander ziekenhuis te komen.[1] 
    • Het is nogal een design geworden. Het bovenste blad van de vijf en een half meter lange tafel bestaat uit één stuk vrijwel foutloos hout, dus zonder noesten of andere imperfecties. Dat zorgde voor nogal wat kopzorgen: “Als je gaat rondbellen en je vraagt houtleveranciers om stukken hout van vijf en een half meter lang, dan leggen ze direct weer de telefoon op de haak.”[2] 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. de Telegraaf MIKE MULLER 12 sep. 2017 ’Zwangeren aan deur geweigerd’
  2. de Telegraaf ROLF VENEMA 01 apr. 2016 Megaorder uit Cupertino
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be