• ro·kers·hoest
enkelvoud meervoud
naamwoord rokershoest rokershoesten
verkleinwoord rokershoestje rokershoestjes

de rokershoestm

  1. (medisch) chronische hoest die ontstaat door het roken van tabak en een voorbode kan zijn van COPD en longkanker
    • AstraZeneca wil dat zijn geneesmiddelen niet klinken als geneesmiddelen maar als "megamerken". Het Brits-Zweedse bedrijf lanceert binnenkort nieuwe producten met namen als Nexium tegen maagzweren en Viozan tegen rokershoest.[1] 
    • Karel van het Reve maakte zich kwaad over de rokershoest van de locomotief die over de smalspoorbaan naar Davos rijdt. Mann spreekt over de 'schwer keuchende Lokomotive'. Daarvan heeft Hawinkels gemaakt: 'de door rokershoest geplaagde locomotief'. Dat is natuurlijk tamelijk bizar, en ver verwijderd van datgene wat er staat, maar Hawinkels vergaloppeert zich toch zelden op vergelijkbare wijze. [2] 
  1. de Standaard 25 oktober 2000 door David Pilling
  2. Volkskrant Maarten 't Hart 10 november 2012