Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • roer·om
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord roerom roerommen
roeroms
verkleinwoord roerompje roerompjes

Zelfstandig naamwoord

de roeromm

  1. wateropvoerwerktuig van een weidemolen
  2. gerecht waarvan de ingrediënten flink worden doorgeroerd

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen