• roep te·rug
vervoeging van
terugroepen

roep (…) terug

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugroepen
    • Ik roep terug. 
  2. gebiedende wijs van terugroepen
    • Roep terug! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugroepen
    • Roep je terug?