• roe·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord roemer roemers
verkleinwoord roemertje roemertjes

de roemerm [3] [4]

  1. (drinken) groot wijnglas met een bolle kelk en een dikke, holle stam die van noppen is voorzien
74 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[5]