rodopsine
  • ro·dop·si·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord rodopsine
verkleinwoord

de rodopsinev

  1. (fysiologie) (scheikunde) rode kleurstof in de staafjes van het netvlies die een rol spelen in de waarneming van licht en donker
20 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[3]