• ro·deo
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘bijeenkomst van cowboys’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1931 [1]
  • van Spaans  rodeo zn  "het rondgaan, plaats waar het vee bijeen wordt gedreven"
enkelvoud meervoud
naamwoord rodeo rodeo's
verkleinwoord - -

de rodeom

  1. evenement met wedstrijden in het omgaan met paarden en runderen van cowboys
    • Zijn serie foto's van de rodeo in Florida kreeg de tweede prijs in de categorie sportverhalen. [2]
  2. (verouderd) bijeendrijven van een grote hoeveelheid runderen door cowboys
    • Dicht bij Merlo passeerden wij eene boerderij waar een paar jaar geleden een pachter een rodeo met kalveren maakte, welke hij van al melklieden in den omtrek tegen $150 (…) per stuk had opgekocht. Wegens het doen der rodeo (d.w.z. het opdrijven eener kudde welke door ruiters is omringd), werd onze boer veroordeeld tot eene boete van $ 6,000, doch niettegenstaande dat bleek de uitslag der speculatie zeer voordeelig te zijn geweest daar de man ongeveer $50,000 er bij verdiende. [3]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]


vervoeging van
rodear

rodeo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van rodear