rodear
- IPA: /ro.ðeˈaɾ/
- ro·de·ar
rodear
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rodear |
rodeaba |
rodeado |
volledig |
- onovergankelijk omrijden, een omweg maken
- (figuurlijk) er omheen draaien
- overgankelijk omsingelen, insluiten
- (~ con/de) omringen met, omgeven met