roddelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rod·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van roddelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roddelaar | roddelaars |
verkleinwoord | roddelaartje | roddelaartjes |
Zelfstandig naamwoord
roddelaar m
- iemand (meestal een man) die (veel) roddelt
- De roddelaar vertelde allerlei onwaarheden over anderen.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. iemand die (veel) roddelt
Gangbaarheid
- Het woord roddelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "roddelaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be