Nederlands

 
1. Bij mooi weer kan je ook risken op straat.
Uitspraak
Woordafbreking
  • ris·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de merknaam  Risk en  met het achtervoegsel -en, geschreven met een hoofdletter aangetroffen vanaf 1977 en met een kleine letter vanaf 1983 (zie vindplaats hieronder)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
risken
riskte
geriskt
zwak -t volledig

Werkwoord

risken

  1. inergatief (spel) in een groepje het strategische bordspel "Risk" spelen
    • Joris: "Wij spelen Risk met het mes op tafel, maar spelen nooit vals. Wanneer we met ons vaste ploegje risken is het wel oorlog, dan wil je een ander graag bombarderen." [1]
    • Risk biedt verrassend veel mogelijkheden. Telkens is het spelbeeld weer anders. En altijd even spannend. Het klinkt gek misschien, maar komende zomer willen we weer een marathon houden. Maar dan een van honderd uur. Honderd uur aan één stuk risken. [2]
    • De fles op tafel en de hapjes in de keuken zijn onmisbare onderdelen van de slijtageslag, die "Risk" kan zijn. (…) De echte diehards dromen ervan ooit nog eens te "Risken" met één, voor ieder gelijke opdracht: "Verover de gehele wereld!" [3]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • ris·ken
Naar frequentie 3002

Zelfstandig naamwoord

risken

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van risk