risjes
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ris·jes
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
de risjes mv
- verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord ris
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | risjes | - |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als enkelvoud.