• ri·si·co·loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen risicoloos risicolozer risicoloost
verbogen risicoloze risicolozere risicolooste
partitief risicoloos risicolozers -

risicoloos

  1. zonder risico
    • Een risicoloos leven is vaak heel saai. 
    • Een echt risicoloze belegging bestaat niet.