rijdbaar
- rijd·baar
- Naamwoord van handeling van rijden met het achtervoegsel -baar
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rijdbaar | rijdbaarder | rijdbaarst |
verbogen | rijdbare | rijdbaardere | rijdbaarste |
partitief | rijdbaars | rijdbaarders | - |
rijdbaar [1]
- van iets dat het kan rijden
- De restauratie moet nog dit kalenderjaar afgerond worden, waarbij een zo goed als nieuw en bovendien rijdbaar exemplaar het doel is. [2]
- Driekwart van de auto's met een storing was rijdbaar, maar de reparatiekosten varieerden van € 60 tot € 1.160, wat waarschijnlijk een nieuwe versnellingsbak betreft. [3]
- Het woord rijdbaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rijdbaar" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Erik Kouwenhoven 16-01-18 70 jaar Land Rover wordt gevierd met restauratie ‘Amsterdamse’ stamvader
- ↑ Tubantia Erik Kouwenhoven 04-03-19 Dit zijn de 10 beste tweedehands auto's met een ton of meer op de teller
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be