riemgesp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- riem·gesp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van riem zn en gesp zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | riemgesp | riemgespen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- beugel met tong of pin waarmee het ene uiteinde van een riem of ceintuur wordt vastgemaakt aan het andere uiteinde, waarin gaatjes zijn gemaakt waar die tong of pin inpast
- ▸ Zijn metalen riemgesp en twee Parker-pennen in zijn borstzak laten de detectiepoort evenmin piepen.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'riemgesp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Ahmet Olgun“Rammelend door de metaaldetector” (18 september 2001) op nrc.nl