• ri
  • Voor het eerst voorgesteld in 1976

ri

  1. (neologisme) hij of zij (genderneutrale vorm, derde persoon enkelvoud)
    «Kial gravas, kiu ri estas?»
    Waarom is het belangrijk, wie diegene is?
    «Se iu alvenos frue, diru al ri, ke ri atendu, ĝis mi alvenos.»
    Als iemand te vroeg komt, zeg diegene dan dat die moet wachten tot ik arriveer.