revalideren
- Geluid: revalideren (hulp, bestand)
- re·va·li·de·ren
- afgeleid van revalidatie met het achtervoegsel -eren [1]
- afgeleid van het Franse revalider (met het achtervoegsel -eren) [2]
- afgeleid van valideren met het voorvoegsel re-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
revalideren |
revalideerde |
gerevalideerd |
zwak -d | volledig |
- ergatief weer valide worden
- overgankelijk weer valide maken
- ▸ Hij had meerdere ribben gebroken en had maanden moeten revalideren.[5]
- Het woord revalideren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "revalideren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ revalideren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be