• re·tro·ac·tief

afleiding van met het voorvoegsel retro- en actief

stellend vergrotend overtreffend
onverbogen retroactief retroactiever retroactiefst
verbogen retroactieve retroactievere retroactiefste
partitief retroactiefs retroactievers -

retroactief

  1. dat een wet met terugwerkende kracht al geldig is, dat een wet al betrekking heeft op zaken van voor de aanneming van de wet
    • Australië heeft vanochtend aangegeven de twee Australische Guantánamo-gevangenen niet terug te willen. David Hicks en Mamdouh Habib zouden onder de Australische wet gearresteerd noch aangeklaagd kunnen worden, omdat hun mogelijke misdaden zijn begaan voor 11 september 2001. De Australische antiterreurwetgeving dateert van na de aanslagen op New York en Washington en is niet retroactief. (NRC 20 februari 2004) 
  2. dat iets betrekking heeft op het voorafgaande
    • Ik heb het altijd een tekort van het Nederlands gevonden dat we niet, zoals in het Spaans, het uitroepteken behalve aan het einde van de zin, ook vooraan zetten. Wie hard praat of schreeuwt, laat niet achteraf weten dat hij deze prestatie heeft geleverd. Je weet het zodra hij is begonnen. We zijn eraan gewend, onze hersens weten meteen wat er bedoeld wordt, maar bij ons heeft dit uitroepteken aan het eind in feite een retroactief effect. (H.J.A. Hofland NRC 23 mei 2008)