• re·tar·de·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
retarderen
retardeerde
geretardeerd
zwak -d volledig

retarderen

  1. overgankelijk langzamer laten voortgaan of tijdelijk tot stilstand brengen
     De passages waarin Ten Berge de winterse gesteldheid in Zuidveen beschrijft behoren overigens tot de mooiste van het boek en retarderen de ontknoping, die er in het tweede kapittel van het laatste hoofdstuk zal komen.[3]
  2. ergatief te langzaam voortgaan, zich vertraagd ontwikkelen
     We geven nu ook hielprikjes aan baby’s, om vast te stellen of ze de aanleg hebben voor een stofwisselingstoornis, die maakt dat ze mentaal ernstig zullen retarderen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. retarderen op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Hans Vandevoorde
    Spiegeling en omweg : H.C. ten Berge tussen Gilliams en Terborgh in: Yang., 139, jrg. 24 nr. 4 (oktober/december 1988), Hans Vandevoorde, Brugge, p. 23
  4.   Weblink bron
    Marc van Dijk
    “’Laat potentiële daders zich vrijwillig melden’” (18 december 2010) op trouw.nl