Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·tail·bank
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord retailbank retailbanken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de retailbankv / m

  1. (economie) instelling die zich richt op financiële dienstverlening aan particulieren
     SNS Bank gaat reorganiseren en de strategie bij de bank aanscherpen. Daardoor zullen er mogelijk honderden banen verdwijnen bij de retailbank.[1]
     ING krijgt meer tijd van Brussel om de verzekerings- en vermogensbeheertak te verkopen en de staatssteun terug te betalen. Dat heeft de bank en verzekeraar bekendgemaakt. Nationale Nederlanden wordt een nieuwe retailbank in Nederland die los komt te staan van ING.[2]
     In Duitsland is ING nu in aantal klanten gemeten de op twee na grootste retailbank.[3]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Banenverlies bij SNS Bank” (11-10-2012), NOS
  2.   Weblink bron “ING krijgt meer tijd van Europa” (19-11-2012), NOS
  3.   Weblink bron “Meer winst en minder banen bij ING” (12-02-2014), NOS