• res·pec·ta·bi·li·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord respectabiliteit respectabiliteiten
verkleinwoord

de respectabiliteitv [1]

  1. de mate waarin iets respect en bewondering afdwingt
     Het was de kamer waarin niet werd gewoond, het heiligdom van respectabiliteit dat werd gereserveerd voor bezoekers, voor gesprekken met aspirant-huurders en soms, bij heel bijzondere gelegenheden, voor het theeuurtje op zondagmiddag.[2]
  2. iets dat bewondering afdwingt



  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Een waaier van geluk” (1988), Saga, ISBN 9788726484939