achtenswaardigheid


  • ach·tens·waar·dig·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord achtenswaardigheid achtenswaardigheden
verkleinwoord

de achtenswaardigheidv [1]

  1. de mate waarin iets of iemand respect verdient
     Kun je je de angst van de moeder voorstellen? Ze hadden jarenlang in dat huisje gewoond, te midden van een kleine gemeenschap, trots op hun onafhankelijkheid en hun achtenswaardigheid.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Victoria Holt
    “Vlucht van de zeven zwaluwen” (1992), Saga, ISBN 9788726484892