reputatieverlies
- re·pu·ta·tie·ver·lies
- samenstelling van reputatie zn en verlies zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reputatieverlies | reputatieverliezen |
verkleinwoord |
het reputatieverlies o
- het kwijtraken van de goede naam; verlies van aanzien
- ▸ Na vijf jaar werd de fout ontdekt, maar de Britse autoriteiten gaven de fout niet toe uit angst voor reputatieverlies in Europese hoofdsteden.[1]
- ▸ Vrouwen die onder dwang te lang moeten werken in salons om zo hun schulden af te lossen, durven uit angst voor uitzetting of reputatieverlies bij familie niet direct met ons te spreken.[2]
- Het woord reputatieverlies staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑
Weblink bron “Britten informeerden EU niet over veroordeling 75.000 Europese criminelen” (14-01-2020), NOS
- ↑
Weblink bron
Ardi Vleugels en Jonna ter Veer“Zorgen om uitbuiting in goedkope nagelsalons” (13-01-2019), NOS