reponer
- re·po·ner
reponer
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reponer |
reponía |
repuesto |
volledig |
- overgankelijk terugleggen, terugzetten, opnieuw plaatsen
- vervangen, vernieuwen
- heropvoeren, weer vertonen
- antwoorden
- [1] devolver
- [2] cambiar
- [3] representar
- [4] responder