relationeel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  relationeel    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• re·la·ti·o·neel

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van relatie met het achtervoegsel -eel

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	relationeel	relationeler	relationeelst
verbogen	relationele	relationelere	relationeelste
partitief	relationeels	relationelers	-

Bijvoeglijk naamwoord

relationeel

1. met betrekking tot een relatie

Gangbaarheid

• Het woord relationeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "relationeel" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.