• reg·ne·stok
  • Samenstelling van de Deense woorden regne en stok
Naar frequentie 106641
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   regnestok     regnestokken     regnestokke     regnestokkene  
genitief   regnestoks     regnestokkens     regnestokkes     regnestokkenes  

regnestok, g

  1. (gereedschap), (wiskunde) rekenllat, rekenliniaal