• re·gen·ma·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord regenmaker regenmakers
verkleinwoord

de regenmakerm [2]

  1. (beroep) persoon die op kunstmatige wijze regen kan maken
     Het overleg in Karachi was tot dusverre teleurstellend. Het goede nieuws was dat Pakistan er ervaring mee heeft en dus in staat is regens te provoceren. Maar het slechte nieuws was echter dat het type wolk dat er voor nodig is, nergens boven de streek van Karachi te bekennen is. Maar zodra er een wolk opduikt waar de regenmakers iets mee kunnen, dan zal het regenen in Karachi, beloofden deelnemers aan het overleg.[3]
     De ‘regenmaker’ van SV De Lutte: De mussen vallen bijna van het dak, zo warm is het. Het droge weer en de extreme temperaturen bezorgen SV De Lutte de nodige kopzorgen. De komende vier weken zijn achtereenvolgens de topclubs Ajax, FC Porto en AZ te gast op de Lutterse voetbalvelden. Hoe houd je voor de veeleisende professionals met deze temperaturen de grasmat in optimale conditie?[4]
  2. (religie) persoon die op bovennatuurlijke wijze regen zou kunnen opwekken


  1. regenmaker op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Pakistan wil hitte met kunstmatige regen te lijf gaan” (23-06-2015), Tubantia
  4.   Weblink bron “De ‘regenmaker’ van SV De Lutte” (05-07-2006), Tubantia