Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gel·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afregelen

regelde (…) af

  1. enkelvoud verleden tijd van afregelen
    • Ik regelde af. 
    • Jij regelde af. 
    • Hij, zij, het regelde af. 

Gangbaarheid