• ree·geit
enkelvoud meervoud
naamwoord reegeit reegeiten
verkleinwoord

de reegeitv

  1. volwassen wijfjesree
     Jack Amels en Johan Steenbergen van de Dierenambulance zijn vrijdagmorgen om tien voor half negen bij een dode reegeit geroepen. Het driejarige dier dat drachtig was, lag dood in een weiland op de Oldenzaalse stuwwal, 500 meter van de Schapendijk in Zuid-Berghuizen.[2]
     Loslopende honden teisteren het wild in de Gelderse bossen. Dat meldt De Gelderlander vandaag. In de buurt van Nijmegen werd deze week een voldrachtige reegeit door honden dusdanig verwond dat het dier moest worden afgemaakt. Haar drie geitjes overleefden het ook niet.[3]
41 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Marthy Rothe
    “Drachtige reegeit doodgebeten” (29-04-2011), Tubantia
  3.   Weblink bron “Loslopende honden slachten veel wild af” (11-05-2012), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be