Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·dou·blet
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord redoublet redoubletten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het redoubleto

  1. (kaartspel) (bridge) een bod met de betekenis: ik denk dat wij wel halen wat wij geboden hebben, ook al denkt de tegenpartij van niet

Gangbaarheid

27 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be