recitatief
- Geluid: recitatief (hulp, bestand)
- re·ci·ta·tief
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het zingend spreken’ voor het eerst aangetroffen in 1885 [1]
- afgeleid van recitatie met het achtervoegsel -ief [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recitatief | recitatieven |
verkleinwoord | recitatiefje | recitatiefjes |
- (muziek) gedeelte in een opera e.d. op de manier van de gesproken rede
1.
- Het woord recitatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "recitatief" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "recitatief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ recitatief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be