Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • recht·zit·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

rechtzitten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rechtzitten
zat recht
rechtgezeten
klasse 5 volledig
  1. zitten met een rechte rug
     Adrie weet nog dat hij ergens in februari, toen zijn zoon net weer op de fiets mocht zitten, en net een paar trainingen van zestig kilometer of meer achter de rug had, pas de eerste tekenen van herstel zag. Het was op een gezamenlijke training van een kleine honderd kilometer. Er viel hem op dat "de rug een stuk beter was. Hij ging veel minder rechtzitten of bewegingen ermee maken."[1]
  2. van een kledingstuk dat het precies zo gedragen wordt als de bedoeling is; van kleding dat het niet scheef gedragen wordt
     Megan Fox is het zat dat mensen denken dat ze alleen perfecte kiekjes deelt en heeft moed verzameld om een mislukt exemplaar te tonen. Met een loep zie je immers een druppel nagellak op haar vinger en een niet helemaal rechtzittend jurkje.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Van der Poel breidt familiestatistiek verder uit: 'Wij zijn niet zo van die afstappers'” (9 april 2022, 09:25), NOS
  2.   Weblink bron
    Leon van Wijk
    “Kim Kardashian draagt loeistrak pak van knalgeel afzetlint en Rihanna is vijfde Teletubby” (06-03-22,), Tubantia