• rechts·mis·bruik
enkelvoud meervoud
naamwoord rechtsmisbruik
verkleinwoord

het rechtsmisbruiko [1]

  1. (juridisch) gebruik van een wettelijk recht louter en alleen om een ander te schaden
     Het grootste deel van de klantenkring, rechtsmisbruik en echtscheidingen, voogdijgeschillen en erftwisten, kwam bij de juridisch medewerkers terecht.[2]
  2. (juridisch) misbruik van een wettelijk recht
     De 30-jarige Snowden onthulde de afgelopen weken een aantal grote spionageprogramma's van Amerikaanse inlichtingendiensten. Patiño noemde die praktijken een 'rechtsmisbruik tegen de hele wereld.'[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  3.   Weblink bron
    Thomas van der Kolk
    “Ecuador verdedigt positie Snowden” (24-06-2013), Tubantia