Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·aal
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘munt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1343 [1] [2] [3][4]
enkelvoud meervoud
naamwoord reaal realen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de reaalm [5] [6]

  1. (numismatiek) een historische oorspronkelijk Spaanse muntsoort, waarvan het soort metaal (goud, zilver of koper) en het gewicht van land tot land en periode tot periode kon verschillen
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen