Nederlands

 
raaf met kromme ravenbek
Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ven·bek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ravenbek ravenbekken
verkleinwoord ravenbekje ravenbekjes

Zelfstandig naamwoord

de ravenbekm

  1. de snavel van een raaf
  2. (medisch) chirurgisch tangetje met een gekromde, scherpe punt
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen