rakelings
- ra·ke·lings
- In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: zo dat het bijna raakt’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
- afgeleid van raak (stam van het werkwoord raken) met het achtervoegsel -lings met het invoegsel -e-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | rakelings | meer rakelings | meest rakelings |
verbogen | rakelingse | meer rakelingse | meest rakelingse |
rakelings
- vlak langs, bijna rakend, scheerlings
rakelings [2]
- bijna rakend, scheerlings
- Het woord rakelings staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rakelings" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "rakelings" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be