Nederlands

 
raften
Uitspraak
Woordafbreking
  • raf·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

raften

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
raften
raftte
geraft
zwak -t volledig
  1. met een rubberboot op snel stromende rivieren varen
    • Minister Edith Schippers (Volksgezondheid) gaat op de sportieve toer en met haar gezin raften en bergbeklimmen in de Pyreneeën. Daarna gaat ze Barcelona verkennen en dan is het uitrusten geblazen op een rots in de zee. [1] 
    • De twintigjarige Rico Gil heeft met zijn team S.T.R.A.K. een zilveren en twee bronzen medailles gewonnen op de wereldkampioenschappen Rafting. Die hadden afgelopen week plaats in Zoetermeer. Gil en zijn vrienden begonnen negen maanden geleden pas met raften. [2] 
    • Tweevoudig Oscarwinnaar Mike Hopkins is zondag tijdens het raften in een rivier in Nieuw-Zeeland verdronken. Dat heeft de politie maandag meegedeeld. De Nieuw-Zeelander is 53 jaar geworden. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen