radioamateur
- ra·dio·ama·teur
- samenstelling van radio en amateur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | radioamateur | radioamateurs |
verkleinwoord | radioamateurtje | radioamateurtjes |
de radioamateur m
- iemand die met een zendinstallatie heeft met andere liefhebbers in contact treedt
- persoon uit de begintijd van de radio die zelf zijn toestel bouwde (bij voorkeur met zelfvervaardigde onderdelen)
- De bekende omroepvereniging VARA staat voor Verenigde Arbeiders Radio Amateurs
- Voordat de televisie zijn intrede deed in de huiskamers was een radio een kostbaar apparaat, heden ten dage krijgt men er één cadeau bij de aankoop van twee biertjes
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord radioamateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.