Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·dio·ama·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord radioamateur radioamateurs
verkleinwoord radioamateurtje radioamateurtjes

Zelfstandig naamwoord

de radioamateurm

  1. iemand die met een zendinstallatie heeft met andere liefhebbers in contact treedt
  2. persoon uit de begintijd van de radio die zelf zijn toestel bouwde (bij voorkeur met zelfvervaardigde onderdelen)
    • De bekende omroepvereniging VARA staat voor Verenigde Arbeiders Radio Amateurs 
    • Voordat de televisie zijn intrede deed in de huiskamers was een radio een kostbaar apparaat, heden ten dage krijgt men er één cadeau bij de aankoop van twee biertjes 

Meer informatie

Gangbaarheid