rabbinica
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- rab·bi·ni·ca
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rabbinica | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (Jiddisch-Hebreeuws) bestudering van het rabbijnse jodendom
Gangbaarheid
- Het woord rabbinica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Latijn
Woordherkomst en -opbouw
- zn: (verkorting) van res rabbinica "rabbijnse zaken"
Bijvoeglijk naamwoord
rabbinica
- nominatief vrouwelijk enkelvoud van rabbinicus
- nominatief onzijdig meervoud van rabbinicus
- accusatief onzijdig meervoud van rabbinicus
- vocatief vrouwelijk enkelvoud van rabbinicus
- vocatief onzijdig meervoud van rabbinicus
rabbinicā
- nominatief vrouwelijk enkelvoud van rabbinicus
Zelfstandig naamwoord
- rabbinica, bestudering van het rabbijnse jodendom