• raaf·ach·tig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen raafachtig raafachtiger raafachtigst
verbogen raafachtige raafachtigere raafachtigste
partitief raafachtigs raafachtigers -

raafachtig

  1. lijkend op of eigenschappen hebbend van een raaf
    • De raafachtige begrafenisondernemer zag er zeer stemmig uit. 
    • Een kraai is een raafachtige vogel.