raadde af
- raad·de af
vervoeging van |
---|
afraden |
raadde af
- enkelvoud verleden tijd van afraden
- Ik raadde af.
- Jij raadde af.
- Hij, zij, het raadde af.
- Ik raadde af.
- Het woord raadde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.