raadde
- raad·de
vervoeging van |
---|
raden |
raadde
- enkelvoud verleden tijd van raden
- Ik raadde.
- Jij raadde.
- Hij, zij, het raadde.
- Ik raadde.
- Het woord raadde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
raden |
raadde