• røs·ke
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord ryskja
Naar frequentie 84721
vervoeging
onbepaalde wijs røske
tegenwoordige tijd røsker
verleden tijd røsket
røska
voltooid
deelwoord
røsket
røska
onvoltooid
deelwoord
røskende
lijdende vorm røskes
gebiedende wijs røsk
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

røske

  1. overgankelijk rukken, trekken
  • røske av noe
rukken van iets


  • røs·ke
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord ryskja
vervoeging
onbepaalde wijs røske
røska
tegenwoordige tijd røskar
verleden tijd røska
voltooid
deelwoord
røska
onvoltooid
deelwoord
røskande
lijdende vorm røskast
gebiedende wijs røsk
røske
røska
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

røske

  1. overgankelijk rukken, trekken