Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • quant
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘energieportie’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord quant quanten
verkleinwoord quantje quantjes

Zelfstandig naamwoord

quant m of o

  1. (natuurkunde) de kleinste, ondeelbare hoeveelheid van een grootheid die bij een interactie betrokken kan zijn, kwantum
    • De quanten van het ultraviolette deel van het spectrum zijn energierijker dan die van het zichtbare deel. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
35 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen