puto
- IPA: /ˈputo:/
vervoeging van |
---|
pǔtāre |
pǔtō
- actief indicatief praesens, eerste persoon enkelvoud van pǔtāre
enkelvoud | meervoud |
---|---|
puto | putos |
puto m
- mannelijke hoer, prostitué
- (figuurlijk) (vulgair) (scheldwoord) homoseksuele man
- (figuurlijk) (vulgair) (scheldwoord) klootzak
puto
- (figuurlijk) (vulgair) verdomd, klote
- puto in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española