• pul·ver
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘poeder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1250 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord pulver -
verkleinwoord - -

het pulvero

  1. (formeel) poeder
   1. zie: poeder   
vervoeging van
pulveren

pulver

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pulveren
    • Ik pulver. 
  2. gebiedende wijs van pulveren
    • Pulver! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pulveren
    • Pulver je? 
82 % van de Nederlanders;
77 % van de Vlamingen.[4]