Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • puin·bak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord puinbak puinbakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de puinbakm

  1. een, meestal van ijzer gemaakte, bak waarin men verguizelde stenen kan bewaren en vervoeren
    • Op de A1 bij Hengelo, ter hoogte van IKEA, viel dinsdagmiddag omstreeks half zes een puinbak van een vrachtwagen. Dat zorgde voor een behoorlijke ravage, waardoor beide rijstroken in de richting van Almelo niet te gebruiken waren. Het verkeer werd omgeleid via de vluchtstrook. [2] 
    • Verder werden een palletvork en een puinbak weggenomen. Die kunnen allebei op de shovel worden gemonteerd. Het gaat om een blauwe shovel van het merk Ahlmann. [3] 
    • Volgens de organisatie hebben vooral kleine ondernemingen last van de inzet van goedkope Oost-Europese chauffeurs. 'We zijn het zat, dit moet stoppen. Onze Nederlandse trots gaat op deze manier de puinbak in', aldus De Waardt. [4] 

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen