provincialistisch
- pro·vin·ci·a·lis·tisch
- afgeleid van provincialist met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | provincialistisch | provincialistischer | |
verbogen | provincialistische | provincialistischere | |
partitief | provincialistisch | provincialistischers | - |
provincialistisch
- behorend tot, kenmerkend voor het provincialisme
- Het woord provincialistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.