Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·pri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord proprium
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het propriumo

  1. (religie) (muziek) de reeks wisselende gezangen van de mis

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen